Wees jezelf! Er zijn al zoveel anderen

Verleden week zondag ben ik met een vriend iets gaan drinken in een café. We raakten verwikkeld in een diep gesprek. Hij vertelde me dat hij zich al een tijdje afvraagt wat de rode draad in zijn leven is? Met andere woorden welke patronen herhalen zich steeds weer in zijn leven?

Patronen

Het stramien dat er steeds weer voor zorgt dat hij zich in bepaalde situaties ongewenst en/of afgewezen voelt. Hij gaat er immers van uit dat hij de oorzaak van zijn lijden moet kennen voordat hij die patronen kan veranderen. Zijn mening staat dus lijnrecht tegenover de alom heersende herstelvisie waarbij men niet meer de oorzaken van het psychisch lijden tracht op te lossen maar men de cliënten leert om constructief met het psychisch lijden om te gaan.

Rode draad

Tijdens zijn betoog gingen mijn hersenen koortsachtig op zoek naar mijn rode draad. Welke patronen herhalen zich steeds weer waardoor ik mij vaak waardeloos, afgewezen of onzeker voel?

Het enige wat ik kon bedenken is het ‘teveel eten’. Vroeger werd het teveel eten me opgedrongen door mijn tante aan zee, die vond dat een ziek meisje goed (lees: veel) moet eten om beter te worden, en nu prop ik mezelf vol. Maar teveel eten is een (destructief) gedrag en geen patroon, toch?

Ik liet de vraag voor wat het is en bedacht dat ik er wel eens dieper over zou nadenken maar niet nu. Een paar uurtjes later namen we afscheid van elkaar.

Opkijken naar anderen

’s Avonds keek ik gedachteloos naar de TV en daarna ging ik slapen. Echter, midden in de nacht schoot ik wakker. Het werd me ineens klaar duidelijk wat de rode draad in mijn leven is: opkijken naar anderen.

Ik kijk heel snel op naar anderen waarbij ik mij meteen in de onderdanige, ondergeschikte positie zet zoals een klein kind dat mama of papa bijna aanbidt. Ik vergelijk mij dus meteen met de andere en uiteraard delf ik het onderspit. De andere, is immers àltijd beter of doet het beter dan ik.

Op zo’n moment is mijn innerlijke criticus in zijn element. Lééft hij als het ware helemaal op en wil hij mij dat kost wat kost kenbaar maken.

Evenwaardig

Ik moet mij dus stééds bewijzen om het gevoel te hebben dat ik me aanvaard of gelijkwaardig wil voelen. En dààr wringt het schoentje. Want in mijn poging om zeer goed mijn best te doen, maak ik fouten, veel fouten. Alsof ik mezelf wil bewijzen dat ik het inderdaad niet waard ben om graag gezien te worden of evenwaardig te zijn.

Ik kàn dit ook niet bewijzen want als ik me in een ondergeschikte of onderdanige positie zet, hoe kan ik me dan evenwaardig voelen? Of beter gezegd, hoe kan de ander mij dan als evenwaardig aanzien? Ik ga immers figuurlijk ‘onder die persoon’ staan. Die persoon kan dus niet anders dan op mij neerkijken, toch?

Transactionele Analyse

In de Transactionele Analyse spreekt men over het driedelige model van ego-toestanden (Volwassene, Ouder en Kind) waarbij een ego-toestand een samenhangend geheel is van gedragingen, gedachten en gevoelens of met andere woorden, het is een bepaald moment waarop wij een deel van onze persoonlijkheid tonen (Stewart Ian & Joines Vann, 2008).

Als ik opkijk naar de andere en mezelf hierdoor neerhaal, schiet ik in mijn ‘Kind-zijn’ waarbij ik meteen de gedachten en gevoelens die ik vroeger als kind had, weer opnieuw ervaar. Ik duw de ander meteen in de ‘Ouder- ego-toestand’ waarbij die persoon dan boos wordt omwille van mijn fouten en ik door de grond wil zakken van schaamte.

Hierdoor probeer ik dan nog beter mijn best te doen, wat meestal niet lukt of krijg ik zo’n grote faalangst dat ik geen initiatief meer durf te nemen uit angst voor (boze) opmerkingen. Pas als de andere vriendelijk tegen mij is of mijn fouten relativeert of minimaliseert, kruip ik uit het Kind-ego-toestand en kan ik mij weer als een volwassene in het hier-en-nu gedragen.

Wat triggert mijn opkijk-gedrag?

Dit kan heel erg variëren. Van een mooie slanke vrouw met lang krullend haar, een blonde assertieve vrouw tot een psychologe of iemand die op dat moment gewoon wijze uitspraken doet of populair is.

Het inzicht treft me als een vuistslag in mijn maag. Ik voel hoe mijn maag ineenkrimpt bij de opkijken naar- beelden uit herinneringen die voor mijn netvlies dansen. Het is geen fijn gevoel maar de puzzelstukjes vallen nu op zijn plaats en ik besef dat mijn Kind-ego nog graag achter het stuur van mijn ego-bus zit. Het verdringt regelmatig mijn Volwassene-ego waardoor ik me snel onzeker, waardeloos of afgewezen voel.

Gelukkig zijn er ook nog mensen waarmee ik mezelf even vergelijk maar ik kijk er niet meteen naar op. In die situaties voel ik ook niet de behoefte om mezelf te bewijzen en verloopt de communicatie constructief en goed. Mijn Kind-ego en de Ouder-ego zijn dan in de verste verte niet te bespeuren.

Hoe kan ik dit patroon veranderen?

Eerst en vooral moet ik mij bewust worden van de mogelijke trigger. Het mindful opmerken van die ene gedachte, dat stemmetje dat vol bewondering zegt: “waauw… die is slank” of “waauw… dat is een psychologe… en ik niet!”

In de blog over de innerlijke criticus geeft Ralph J. Siebers onder meer de volgende tips om de innerlijke criticus te ontmaskeren en te ontwapenen:

  • Bekijk de innerlijke criticus vanop een afstand.
  • Probeer zijn bedoelingen te ontmaskeren. Zo word je minder gevoelig voor zijn negatieve opmerkingen.
  • Ontwikkel een gezonde manier om de innerlijke criticus overbodig te maken bij faalangst, de behoefte om alles goed te doen of bij jezelf vergelijken met de ander.

Patronen

Merk ik het stemmetje of die bewonderende/mezelf neerhalende gedachte tijdig op dan kan ik met mijn Kind-ego in dialoog gaan. Zo kan ik mijn Kind-ego vriendelijk bejegenen en haar zachtmoedig toespreken dat het niet erg is om fouten te maken zolang mijn Kind-ego maar uit de fouten leert.

Of kan ik haar erop wijzen dat ze zich niet hoeft te bewijzen om geliefd of aanvaard te worden. Ze mag er zijn zoals ze nu is.

Als ik mezelf leer accepteren, ik mijn sterke punten méér in de verf durf zetten en de nadruk niet meer leg op mijn beperkingen dan zal mijn Kind-ego ook niet meer de behoefte voelen om zich te bewijzen en zal ik me sneller zelfzeker en waardevol voelen.

Of zoals Albert Einstein het perfect verwoordt:

Everyone is a genius. But if you judge a fish on its ability to climb a tree, it will live its life believing it is stupid.”(Albert Einstein)