Imposter syndroom, wat is het en hoe kom je er van af?
Wat is het imposter syndroom nou eigenlijk? Het imposter syndroom is een nog vrij onbekend, maar toch veelvoorkomend fenomeen.
Wat is het Imposter syndroom?
Het imposter syndroom, ook wel het oplichterssyndroom, bedriegerssyndroom of bedriegersfenomeen. Het is de angst om op een bepaalde manier door de mand te vallen, omdat "je niet genoeg weet" of "niet genoeg kunt". Ondanks externe bevestiging heb je zelf het idee dat je een bedrieger bent en jouw succes niet verdient.
Het imposter syndroom wil zeggen dat je in een professionele situatie het gevoel hebt ‘dat je maar wat doet’. Hoeveel complimenten je ook krijgt of hoe groot je successen ook zijn, je hebt continu het gevoel dat je ieder moment ontmaskerd kunt worden. Je voelt je een oplichter en het voelt alsof je niet écht goed bent in je werk, maar doet alsof. Een rotgevoel natuurlijk en ook niet terecht.
21 procent van de wereldbevolking heeft regelmatig last van het zo'n oplichterssyndroom.
Wat doet het imposter syndroom met je zelfvertrouwen?
Het zelfvertrouwen van mensen met het imposter syndroom groeit niet mee met hun successen. In plaats van trots te zijn op wat er bereikt wordt binnen een werksituatie, zal er eerder de vraag naar voren komen hoe het mogelijk is dat dit succes bereikt is.
“Het gevoel dat dit toeval is, overheerst het zelfvertrouwen”
Diegene heeft namelijk helemaal niet het gevoel dat ie weet wat ie aan het doen is. En als je niet weet wat je aan het doen bent, dan is iedere goede uitkomst toeval.
Vanuit de drang zichzelf te bewijzen en het willen volhouden van deze ‘oplichterspraktijken’ legt iemand met het imposter syndroom de lat erg hoog voor zichzelf.
En zo blijf je hangen in een negatieve spiraal, want is de uitkomst goed dan is de uitleg dat dit toeval is, en is de uitkomst slecht dan benadrukt dit het gevoel van een oplichter zijn en niet weten waar je mee bezig bent. Anders was de uitkomst wel goed geweest, toch?
Imposter syndroom onderzoek
Uit onderzoek is gebleken dat vooral vrouwen last hebben van dit oplichterssyndroom. Mannen hebben hier veel minder mee te kampen en dat is opvallend. Hoewel, een Nederlandse onderzoeker denkt hier wel een verklaring voor te hebben.
Bewust of onbewust krijgen meisjes al van jongs af aan mee dat er qua prestaties minder van hen wordt verwacht. En het is pijnlijk maar waar, vrouwen die precies hetzelfde werk doen als hun mannelijke collega’s krijgen hier nog te vaak minder voor betaald. Vrouwen krijgen daardoor hun leven lang mee dat zij zich extra hard moeten bewijzen.
Het is niet zo dat vrouwen die last hebben van het imposter syndroom allemaal onzekere types zijn. Er zitten genoeg vrouwen tussen die succesvol zijn en een glansrijke carrière hebben. En toch zijn zij bang om door de mand te vallen.
Dit alles bewijst nog maar eens zien hoe moeilijk het is om dit imposter syndroom uit je systeem te krijgen. Het gevoel dat je niet goed genoeg bent zit er zo diep ingebakken, al van jongs af aan, dat je dat als volwassen en succesvolle vrouw niet zomaar uit je systeem kunt zetten.
Omgaan met angst
Zodra men moet gaan presteren, ontstaan de angst en twijfels. Dit brengt natuurlijk een hoop stress met zich mee.
“Sommigen gaan extra hard werken. Meer uren maken in de voorbereiding en langer doorwerken om het resultaat zo goed mogelijk te krijgen”
Uiteindelijk maakt het voor de problemen van iemand met het imposter syndroom niet uit wat dit resultaat gaat zijn. Zoals eerder uitgelegd zal iemand zich een nog grotere bedrieger voelen bij een goede uitkomst en bij een minder goede uitkomst volgt de bevestiging van onkunde.
De lat laag leggen
Er zijn ook mensen die een andere tactiek kiezen. Zij leggen de lat juist heel laag, nemen soms zelfs een baan ver beneden hun niveau, om de prestatiedruk maar uit de weg te kunnen gaan. Zo vallen ze minder diep bij ‘mislukkingen’ en is de kans groter dat ze collega’s kunnen verbazen met hun talenten.
Helaas is het imposter syndroom moeilijk te constateren, helemaal voor de buitenwereld. Iemand zal zichzelf hierin moeten herkennen en er vervolgens mee aan de slag moeten willen gaan, om er iets aan te doen.
Voor een ieder die last heeft van dit ‘oplichtersgevoel’ is het fijn om hier iets aan te kunnen doen. Helaas zijn daar geen vaste strategieën voor en zul je er vooral zelf hard aan moeten werken om enige verandering te ervaren.
Wat kan helpen is je wenden tot een ander, en dan liever niet iemand die hetzelfde werk doet als jij of bij hetzelfde bedrijf werkt.
De grote valkuil is dan namelijk dat je het gevoel hebt dat die persoon alles wél zo goed weet waardoor je enorm tegen diegene opkijkt (onterecht wellicht…) en je alleen maar onzekerder wordt.
Beter is het om met iemand te praten die in een heel andere tak van sport werkt, maar die jou wel goed kent. Hij of zij kan jou helpen te kijken naar jouw kwaliteiten, maar ook helpen realistisch te kijken naar wat jij kunt en waarom daaruit blijkt wat jouw kwaliteiten zijn.
Verder is het goed om voor jezelf te onderzoeken waar je zo bang voor bent. Juist door te weten wat jouw vijand nu precies is, kan je het aan gaan pakken. Het helpt je om die specifieke gedachten te herkennen en hier vervolgens juist niet meer naar te handelen.
Omdat het imposter syndroom niet heel bekend is, kan het een zoektocht zijn hoe hiermee om te gaan. Wees niet bang om je angsten te bespreken met iemand die je vertrouwt en weet dat jij absoluut niet de enige bent die last heeft van deze gevoelens.
Hoe ga je om met het imposter syndrome?
Als je last hebt van het imposter syndrome, heb je het gevoel dat je de boel aan het oplichten bent en op een gegeven moment door de mand gaat vallen. Heel veel mensen hebben hier last van. Gemiddeld heeft 21% van de wereld last van het imposter syndrome. Het is dus helemaal niet gek. Maar hoe ga je er mee om?
Misschien ken je het wel. Je zit in een werkvergadering en hebt eigenlijk geen idee waar het over gaat. Je hoopt dat ze niet aan jou vragen wat jij vindt, want je weet het niet. Of kan zijn dat je op het podium staat en bang bent om een bepaalde vraag te krijgen. Misschien heb je een bepaalde functie en weet je eigenlijk niet precies wat je aan het doen bent. Het zijn allemaal vormen van het imposter syndrome.
Als je aan zo’n vergadertafel zit, heeft één op de vijf andere precies hetzelfde als jij. Die weten het ook niet. Dat geeft niet, want de collectieve intelligentie is vaak groot genoeg. Wanneer je last hebt van het imposter syndrome, heeft dat te maken met je IQ en hoe bedreven je bent in een bepaald onderwerp. Des te slimmer je bent en des te meer je van iets af weet, des te groter je onzekerheid wordt als je iets niet weet. En des te meer je last gaat hebben van het imposter syndrome.
Imposter syndrome in ons eigen leven
Albert heeft zelf ook last van het imposter syndrome. Vooral in zijn begintijd als psycholoog had hij er veel mee te maken. Hij kreeg regelmatig vragen van mensen waarvan hij geen idee had hoe hij ermee moest omgaan. Hij ging dan heel voortvarend aan de slag, want hij was er wel van overtuigd dat hij iets kon. Van de acht cliënten die hij op een dag zag, gingen er zeven goed. Maar die ene die gelijk was gebleven of zelfs was teruggevallen… daar ging al zijn aandacht naartoe. Gedachten als ‘zie je wel, ik heb maar gedaan alsof ik er iets vanaf wist’ komen op. Voor het gemak was hij de andere zeven die wel goed gingen even vergeten.
Als psycholoog wordt Albert betaald om slimme dingen te zeggen. Vaak pakt dat ook zo uit, maar er blijft altijd zo’n knagend stemmetje: “Misschien heb ik wel een beeld gecreëerd dat ik alles al weet, maar kan ik daar nog wel aan voldoen?”
Het Dunning-Kruger effect
Twee onderzoekers, Dunning en Kruger, hebben onderzoek gedaan naar het imposter syndrome en ontdekten iets wat ze het Dunning-Kruger effect noemen. Als je de maatschappij verdeelt in twee groepen, dan heb je aan de ene kant de competente mensen en aan de andere kant de incompetente mensen. Competente mensen zijn dusdanig competent dat ze van zichzelf weten in hoeverre ze competent zijn. Incompetente mensen zijn dusdanig incompetent dat ze van zichzelf niet weten dat ze incompetent zijn.
In het onderzoek van Dunning en Kruger komt de volgende zin terug: “In de moderne wereld lopen incompetente mensen over van zelfvertrouwen en zijn competente mensen terughoudend.”
Je ziet het Dunning-Kruger effect heel goed terug op social media, bijvoorbeeld bij de reacties onder nieuwsberichten. De mensen die reageren, zijn vaak de mensen die niet in de gaten hebben dat ze geen verstand hebben van het onderwerp. Ze zijn heel snel geneigd ergens iets over te roepen. Niet gehinderd door enige vorm van kennis gooien ze hun mening naar buiten. Iemand die iets competenter is rondom het onderwerp weet van zichzelf dat hij er niet voldoende vanaf weet om er een mening over te kunnen geven. Diegene is zich bewust van alles wat hij niet weet. Daarom houd hij zijn mening voor zich.
Het is niet erg als je af en toe last hebt van het imposter syndrome. Het houdt je scherp om je te ontwikkelen.
Wanneer is het imposter syndrome negatief?
Het is niet erg als je af en toe last hebt van het imposter syndrome. Het houdt je scherp om je te ontwikkelen. Het wordt pas een probleem als het je tegenhoudt om je uit te spreken. Of als het je tegenhoudt om te inspireren, motiveren of verder te komen in je carrière, omdat je geen stappen durft te maken.
Mensen zijn kuddedieren. We vergelijken onszelf de hele tijd met anderen. Hoor ik er wel bij? Kan ik niet beter onder het maaiveld blijven? Stel je voor dat ik door de mand val! Al deze angsten zijn een enorme rem op groei. Het is onmogelijk om te groeien zonder dat je op een gegeven moment toch de deksel op je neus krijgt of dat je door je omgeving wordt gecorrigeerd. Daar zit juist de meeste groei.
Hoe kom je van het imposter syndrome af?
De oplossing voor het imposter syndrome is erkennen dat je niet alles weet. Stel je kwetsbaar op. Vraag mensen die jou goed kennen eens waar jouw competenties liggen. Wat zou je moeten ontwikkelen? Dat is een manier om langzaam uit het imposter syndrome te komen.
De oplossing voor het imposter syndrome is erkennen dat je niet alles weet.
Als je in een bedrijf werkt of in een groep zit, moet je er vertrouwen in hebben dat de collectieve intelligentie en kennis voldoende zijn om verder te komen. We zien dit veel terug in de masterminds die we hebben met andere ondernemers.
In het begin ben je als ondernemer een eenpitter die alles zelf wil doen. Je denkt zelf alles het beste te kunnen. Op een gegeven moment komt er ontwikkeling en moet je dingen leren loslaten. Je bedrijf wordt groter dan jezelf. Je gaat dingen uitbesteden. Het is op dat moment nog een soort piramide: jij staat aan de top en delegeert werk aan anderen. Je bent geneigd om mensen aan te nemen die minder goed zijn dan jij, want die kun je onder de duim houden.
Naarmate je succesvoller wordt, wil je juist de domste persoon aan tafel zijn. Dan kun je leren. Je wilt alleen maar specialisten aantrekken. Dat is heel kwetsbaar en kan alleen maar als je erop vertrouwt dat de collectieve intelligentie aanwezig is.
Dat jij de leider bent, betekent niet dat jij alles moet weten. Leiderschap betekent juist gebruik maken van de resources die er zijn. Leiderschap betekent dat je mensen in beweging krijgt om gezamenlijk een doel te bereiken. Door een stap verder te gaan en een dienend leider te worden, zorg je zelfs dat andere mensen een doel bereiken. Jij bent er alleen maar om hen de middelen te geven die zij nodig hebben.
Durf hulp te vragen
Of je nu ondernemer manager of onderdeel van een team bent, het is belangrijk om vertrouwen te hebben in de groep en niet alleen in jezelf als individu. Je hoeft je niet zo met de groep bezig te houden. Als je jezelf groter voordoet dan je op dat moment in werkelijkheid bent, dan laat je jezelf vallen. Je moet dan veel energie stoppen om een beeld in stand te houden dat er in werkelijkheid niet is.
Als je jezelf groter voordoet dan je op dat moment in werkelijkheid bent, dan laat je jezelf vallen.
Je komt van het imposter syndrome af door heel open en eerlijk te erkennen dat je het even niet weet. Of dat je je ergens niet op hebt voorbereid. Wanneer je dat toegeeft, wek je sympathie op bij de ander. De ander wil jou helpen.
De tweede oplossing voor het imposter syndrome zit hem in het vragen van hulp. Je kunt pas hulp vragen wanneer je toegeeft dat je het even niet meer weet. Door toe te geven dat je je als een gelijke voelt met andere mensen in je omgeving. Je moet erop gaan vertrouwen dat er mensen zijn die het leuk vinden om jou te helpen.
Hoe herken je het imposter syndrome bij anderen?
Ergens hebben mensen een soort zintuig voor het imposter syndrome. Je ziet het op feestjes, op vergaderingen en op tv. Er is dan een zogenaamde ‘specialist’ aan het woord. Iemand is vol verve aan het vertellen. Wat gebeurt er als je die persoon zou vragen wat hij er nu eigenlijk vanaf weet? Je weet dan meteen wat voor vlees je in de kuip hebt. Als iemand direct een gevat antwoord terug kan geven en goed bij zichzelf blijft, dan geef je ze de kans om terug te vallen op hun eigen resources.
Vorige week had Albert nog een gesprek met mensen die wilde samenwerken. Ze wilden zo graag samenwerken dat ze hem het eerste kwartier van het gesprek gingen uitleggen hoe stress en burn-outs werken. Maar dat hoef je hem natuurlijk niet te vertellen. Je ziet dan dat mensen op zoek zijn naar een soort evenwicht. Ze gaan ver buiten hun competentie om bij de groep te horen.
Je hoeft niet alles te weten
Juist in het feit dat je iets niet weet schuilt veel kracht. Als je alwetend door het leven gaat, leer je niets. Dan sta je nergens voor open en bombardeer je mensen alleen maar met jouw mening. Je zendt alleen maar. Vaak is het een masker. Als iemand in een vergadering heel dominant is, is dat vaak een verdedigingsmechanisme omdat diegene het eigenlijk niet zeker weet.
Je ziet het vaak bij hoogleraren, professoren en chirurgen. Zij hebben het idee dat er een enorm afbreukrisico is op het moment dat ze iets niet weten. Ze houden vaak voet bij stuk Maar daardoor houd je juist elke vorm van ontwikkeling tegen. Training of coaching werkt in dat soort gevallen niet.
Juist in het feit dat je iets niet